Nieuwe organisatie moet transgenderzorg toegankelijker maken
DEN HAAG (ANP) - De transgenderzorg moet worden verbeterd en toegankelijker worden gemaakt, vindt zorgminister Ernst Kuipers. Om de samenwerking en de coördinatie tussen alle betrokken partijen te ondersteunen, zoals de zorg en het onderwijs, wil het kabinet een onafhankelijke en verbindende organisatie voor transgenderzorg oprichten.
Dit zegt Kuipers in reactie op twee onderzoeksrapporten over transgenderzorg die hij dinsdag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Daaruit blijkt onder meer dat er de komende jaren extra capaciteit nodig is om te voldoen aan de zorgvraag van transgender personen. Daarnaast voldoet de huidige zorg voor trans personen niet goed aan de behoefte van deze groep. Alleen de specialistische, medische zorg heeft nu voldoende kennis en aandacht in huis om trans personen te helpen.
De onderzoeksuitkomsten vragen om een tweesporenbeleid, zegt Kuipers. Er moet geïnvesteerd worden in specialistische genderzorg om wachtlijsten te verminderen, maar ook moet de kennis en acceptatie van genderdiversiteit breed in de maatschappij worden vergroot.
Ruimhartig
"Transgender personen hebben een maatschappij nodig die ruimhartig plek voor ze maakt", zegt de minister. "Scholen, ouders, werkgevers en het maatschappelijk domein moeten daarom meer met de acceptatie van genderdiversiteit aan de slag gaan. Dat kan ook helpen om te voorkomen dat het brede palet aan vragen alleen bij de zorg terecht komt."
Met de toenemende maatschappelijke verharding richting trans personen - die zich ook richt op transgenderzorg - is het volgens het Transgender Netwerk nodig dat zowel de zorgverzekeraars als de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) met effectieve maatregelen komen.
Wachtlijst
Vorig jaar stonden zo'n 7000 mensen die vermoeden dat ze transgender zijn op de wachtlijst voor een onderzoek naar de vraag welke medische zorg zij nodig hebben. De gemiddelde wachttijd voor zo'n traject liep in 2022 op tot ongeveer twee jaar, concludeert onderzoeksbureau SiRM in zijn rapport.