Aderverkalking
Wat is aderverkalking?
Aderverkalking is een gecompliceerd en langzaam voortschrijdende ziekte waarbij vetachtige stoffen in de wand van slagaders worden afgezet; de zogenaamde "fatty streak".
In een later stadium van aderverkalking wordt de plaque gevormd, die bestaat uit een kern van dode, vet-bevattende cellen en glad spierweefsel cellen, bedekt met een kap bestaand uit glad spierweefsel cellen en extracellulaire matrix onderdelen.
Het is mogelijk dat een plaque zo sterk aangroeit, dat dit kan leiden tot afsluiting van een bloedvat. Echter, de frequentste klinische complicaties ontstaan door scheuren van de plaque waardoor de inhoud ervan vrij kan komen, en elders een embolie veroorzaakt (bijvoorbeeld een hartinfarct of herseninfarct).
Vorming van de fatty streak bij aderverkalking
Lipoproteïnen circuleren in de bloedbaan. De belangrijkste hiervan, het LDL, kan door de bovenste laag van het bloedvat (het endotheel) heen gaan, en zich ophopen in een dieper gelegen laag van de bloedvatwand, de intima. Daar bindt het LDL aan onderdelen (proteoglycanen) van de extracellulaire matrix, dit is een laagje weefsel met grote moleculen die stevigheid en structuur biedt voor andere cellen.
Ter plaatse ondergaat het LDL twee chemische veranderingen, namelijk oxidatie en glycosylering. De aldus ontstane reactieproducten dragen verder bij aan het proces van atherosclerose. Bij een verhoogd cholesterol, en vooral bij een verhoogd LDL-cholesterol, het "slechte" cholesterol, speelt dit proces zich in versterkte mate af.
De tweede stap bestaat uit het aantrekken van leukocyten (voornamelijk monocyten en lymfocyten) naar plaatsen waar het chemisch veranderde LDL zich in de intima bevindt. Ze worden aangetrokken gemodificeerde LDL zelf, door bepaalde cytokines en monocyte chemoattractant protein-1 (MCP1).
Als bloed normaal stroomt, krijg je niet snel te maken met aderverkalking, omdat dan stikstofmonoxide wordt gevormd. Dit heeft ontstekingsremmende eigenschappen, waardoor de leukocyten niet aan de vaatwand hechten. Op plaatsen waar bloedvaten vertakken stroomt het bloed wervelend, waardoor terplaatse geen of minder stikstofmonoxide wordt aangemaakt.
Bij die vertakkingen komt vaker atheromavorming voor, doordat leukocyten daar dus makkelijker aan de vaatwand kunnen hechten.
Plaque vorming bij aderverkalking
Eenmaal in de intima, veranderen de monocyten in macrofagen. Deze hebben de mogelijkheid om de verschillende soorten LDL/vet in zich op te nemen, ze worden dan schuimcellen.
Sommige schuimcellen verlaten de intima en verlagen dus het vetgehalte, andere blijven er zitten. De balans tussen vertrekkende en zitten blijvende schuimcellen bepaalt of het bij een onschuldige fatty streak blijft, of dat door teveel vetbevattende, zitten blijvende schuimcellen het proces van plaque-vorming begint.
Een aantal van de schuimcellen zal afsterven (apoptose) en vormt de kern van de atherosclerotische plaques. De schuimcellen kunnen cytokines en groeifactoren produceren, zoals interleukine-1 en tumor necrose factor-alfa, die er voor zorgen dat de gladde spierweefsel cellen (SMCs) zich vermenigvuldigen en de aanmaak van extracellulaire matrix (ECM) onderdelen toeneemt.
De SMCs en ECM vormen het kapsel van de plaque, en voorkomen dat de vettige inhoud in het bloed komt. In de plaques bevinden zich ook geactiveerde T-cellen die interferon-gamma kunnen maken, dat de productie van SMCs en ECM tegengaat. In een vergevorderd stadium hoopt zich calcium in de plaque op, evenals stoffen die in botten voorkomen.
Wat er met het calcium in de plaque gebeurt (calcificatie), vertoont overeenkomsten met botvorming. Hierdoor wordt de plaque 4-5 maal zo stijf als zonder de calcificatie. Een en ander verklaart de in onbruik geraakte term ‘aderverkalking’.
De calcificatie dient als barrière ter bescherming tegen verdere ontstekingsreacties die de atherosclerose verergeren. In de leeftijd van 60-69 jaar komen calcificaties voor bij driekwart van de mensen zonder vaatproblemen, en bij 100% van de 60-69 jarigen met een ziekte van de coronaire vaten.