DEN HAAG (ANP) - Zorgminister Ernst Kuipers kan niet beloven dat vrouwen vanaf volgend jaar weer gemiddeld eens per twee jaar terecht kunnen voor een mammografie in het kader van het bevolkingsonderzoek borstkanker. De tijd die gemiddeld verstrijkt tussen twee afspraken daalt weliswaar, maar mogelijk niet snel genoeg en niet overal in dezelfde mate, schrijft hij aan de Tweede Kamer.
Vrouwen tussen de 50 en 75 jaar worden doorgaans iedere twee jaar uitgenodigd voor een mammografie waarmee borstkanker in een vroeg stadium kan worden ontdekt. Tijdens de coronapandemie is de periode tussen twee screenings tijdelijk opgerekt naar drie jaar omdat er te weinig personeel was. Het was de bedoeling dat het bevolkingsonderzoek vanaf volgend jaar weer helemaal op stoom zou zijn.
De afgelopen jaren zijn extra screeninglaboranten opgeleid. Dat heeft ertoe bijgedragen dat het gemiddelde interval tussen twee screenings gestaag is gedaald tot 28 maanden in maart van dit jaar. Maar die afname is ook het gevolg van een "langzaam dalende trend" in de opkomst voor het bevolkingsonderzoek. Kuipers noemt die ontwikkeling "zorgelijk".
Hoe uitstroom
Daar komt bij dat de capaciteit op de werkvloer de komende tijd niet verder toeneemt. Tegenover de nieuwe aanwas van laboranten staan namelijk een uitstroom die "aan de hoge kant" is en een fors ziekteverzuim. Daarnaast vergt het capaciteit om nieuwe laboranten in opleiding te begeleiden.
Kuipers spreekt daarnaast van forse regionale verschillen. Met name de regio Zuidwest behoeft "extra aandacht", omdat daar nog altijd gemiddeld 33 maanden tussen twee afspraken zit. Er worden wel medewerkers uit andere regio's ingezet, maar dat kan "niet eindeloos". Langere reistijden van medewerkers hebben namelijk invloed op de werkdruk en daarmee ook op de uitstroom.